De luchthaven binnenlopen
Bij zonsopgang liep ik door O’Hare met een kleine koffer in mijn hand en een draagtas tegen mijn borst gedrukt. Binnen zat Max, mijn golden retriever-mix. Zijn warme bruine ogen keken me kalm en kalm aan.
Max is niet zomaar een hond, hij is mijn hulpverlener. Sinds een ongeluk me met paniekaanvallen en zenuwinzinkingen confronteerde, is hij mijn steun en toeverlaat. Zonder hem zou ik me gevangen voelen in mijn eigen lichaam.
We hadden al eerder gevlogen – altijd met het vest, de papieren, de vergunningen. Er was nooit een probleem geweest. Maar die ochtend zou het anders zijn.
Bij de poort
Bij Gate 47 vond ik een zitplaats. Max kroop dicht tegen mijn been aan en voelde mijn zenuwen al aankomen. Tegenover ons zat een goed geklede vrouw van in de veertig. Zodra ze haar telefoon had opgehangen, liet ze haar mening luid en duidelijk horen, zodat iedereen het kon horen.
« Honden zijn niet toegestaan in de hut », verklaarde ze.
Ik verstijfde.