De hond die niet los wilde laten
Het was stil in het uitvaartcentrum, het soort stilte dat op je borst drukt. Slechts één geluid brak door: paniekerig gekras. De hond van mijn broer Finn, Scrappy, krabde wild aan de rand van de gepolijste kist. Eerst dachten mensen dat het verdriet was. Maar ik wist wel beter. Het was een waarschuwing.
De mannen van Finns motorclub stonden achter me, met stijve leren jassen en onleesbare gezichten. Ze zouden zijn familie moeten zijn. Maar toen Scrappy’s poten tegen het hout bonkten, zag ik iets in hun ogen flikkeren. Geen verdriet. Geen medeleven. Angst.
Twee nachten eerder had Finn me aan de telefoon toegefluisterd. Hij had iets gevonden. Iets gevaarlijks. « Ze denken dat ik het niet weet, » had hij gezegd. « Maar Scrappy weet het. Hij weet het altijd. »
Nu, in deze benauwde kamer, kwamen zijn woorden als een mes in mijn borstkas terug.
Het geheim in de kist
De begrafenisondernemer wilde Scrappy wegslepen, maar de hond liet een scherpe, beschermende blaf horen en bleef op dezelfde plek graven. Toen klonk er een metaalachtige klik. Mijn hart maakte een sprongetje. Een klein luikje sprong open – verborgen in het ontwerp van de kist.
Er klonk gezucht in de kamer. Scrappy had een hol compartiment ontdekt. En daarin, in fluweel genesteld, lag een zwarte USB-stick.
Ik had amper de tijd om mijn hand eromheen te sluiten of Leo – de voorzitter van de club – sprong naar voren. Zijn greep klemde zich om mijn pols, zijn stem was een grom: « Geef het me. »