Ze lachten om de tatoeage en verstijfden toen de commandant van de speciale eenheden knikte.
Ze zagen de tatoeage en wisselden afkeurende blikken uit. Een vlinder op de onderarm van een vrouwelijke soldaat op een uiterst geheime militaire basis. Waarschijnlijk een grap, maar ze wisten het niet. Nog niet. Ze dachten dat het gewoon een secretaresse was, een vrouw met een mooi gezicht en een vreemde tatoeage.
Soldaten marcheerden, schreeuwend, zwetend. En op de achtergrond, bijna onopgemerkt, liep een vrouw in een beige uniform, haar mouwen opgerold, een notitieboekje in haar hand.
Elisa, 28, was een gewone soldaat, onopgemerkt door wie dan ook. Haar schoenen waren altijd gepoetst, haar rapporten onberispelijk en haar stem zacht maar vastberaden. Ze was nooit bewapend en had nooit in een oorlogsgebied gediend. Op één klein, opvallend detail na: een vlindertatoeage net boven haar rechterpols, bleef ze onzichtbaar.