Niemand probeerde me tegen te houden. Ik liep door de gang en voelde hun blik in mijn rug. Opgelucht. Tevreden. Ze hadden het plan snel en bijna pijnloos uitgevoerd. Voor hen.
In de hal bleef ik stilstaan bij de foto van oma in een antieke lijst.
Ze glimlachte me vanaf daar toe, jong en vol kracht. Ze noemden het zelfvertrouwen. Voor mij was het een levenslange gevangenisstraf.
Twee dagen later arriveerde de eerste mededeling. « Sofia » verscheen op het scherm.
« Clara, hallo. Kijk, het is gewoon… » begon ze opgewekt en aandringend. « Ik moet naar de garage om de lak voor de auto uit te zoeken. Kun je me niet een paar honderd euro lenen? Al mijn geld is uitgegeven aan papierwerk. »
Ik bleef stil, mijn voorhoofd tegen het koude raam. Ze vroeg me geld om de auto te spuiten die ze had gekocht met de verkoop van een deel van mijn verleden.
— Sofía, elke cent gaat tegenwoordig naar oma’s medicijnen. Ze zijn zo duur.
Mijn zus zweeg even. — Oh, begin er niet over. Het is niet voor altijd, ik betaal je wel terug. We zijn familie, we moeten elkaar helpen.
Er klonk geen spoor van verlegenheid in haar stem. Alleen ergernis dat ik niet meteen toegaf.
— Ik kan het niet, Sofía.
— Begrepen, onderbrak ze me koud en hing op.
Een uur later belde mijn moeder. Ze verspilde geen tijd aan beleefdheden.