Eén keer maar? Alejandro glimlachte in zichzelf. Lucía had al « één keer maar » gehad toen ze naar een particuliere universiteit ging, en « één keer maar » toen ze een nieuwe auto nodig had. En hij had al die « één keer maar » betaald. Al sinds zijn kindertijd was hem verteld: jij bent de oudste, jij bent de steunpilaar. En hij geloofde het.
« En Javier? Zijn familie? Is dat niet eerst zijn plicht? »
« Ze hebben het nu moeilijk, » antwoordde de vader ontwijkend, en Alejandro hoorde een vleugje irritatie in zijn stem. « Javier is een goede jongen, maar hij is geen adelaar. Bovendien is het niet de taak van een man om geld te tellen als het om het geluk van een dochter gaat. We rekenen op je. Lucía heeft al een restaurant aan de rivier de Manzanares uitgekozen. »
Ze sprak over het restaurant alsof Alejandro daar blij mee zou moeten zijn. Alsof het ook zijn feest was.
« We hebben de aanbetaling al gedaan, » besloot de vader. « € 1.000. Van uw kaart. U hebt de gegevens achtergelaten toen u de medicijnen voor uw moeder bestelde. »
En daar was het. De genadeslag. Het was geen verzoek, het was een feit. Zijn geld was al uitgegeven. Zijn toekomst, geannuleerd.
« Ik bel je later », zei Alejandro met gedempte stem en hing op.
Hij klapte langzaam de laptop dicht. Het glimmende deksel onthulde zijn eigen gezicht: bleek, met een harde, onbekende uitdrukking in zijn ogen.
Die nacht belde zijn moeder. Haar stem was, in tegenstelling tot die van zijn vader, zacht en vriendelijk.