In de verste hoek van de suite bewoog Angela Bowmont zich stilletjes voort met haar dweil en emmer. Ze droeg een vervaagd uniform, haar naamplaatje gekrast en bijna onleesbaar. Voor het personeel en de familie was ze onzichtbaar, gewoon een huishoudster die door de kamers sloop en verdween.
Maar Angela droeg een verborgen geschiedenis met zich mee. Jaren eerder was ze een veelbelovende scheikundestudente aan de Johns Hopkins University. Lange nachten met studieboeken, uitdagende practica, professoren die in haar geloofden – ze had van elke seconde genoten. Maar het leven had andere plannen. Familieverplichtingen trokken haar weg, de rekeningen stapelden zich op en haar droom van een diploma glipte door haar vingers.
Terwijl ze die nacht zwijgend werkte, dwaalden haar ogen af naar de man in het ziekenhuisbed. Ze zag wat de artsen leken te missen. Zijn vingernagels waren een vreemde gele kleur geworden. Zijn tandvlees zag er niet verkleurd uit. Zijn haar werd niet in plukken dunner, maar viel in slierten uit. En als hij probeerde te spreken, sprak hij een beetje onduidelijk, alsof zijn tong de juiste plek niet kon vinden.
Haar hart klopte sneller. Ze herinnerde zich pagina’s vol toxicologische aantekeningen. Ze herinnerde zich casestudies die ze ooit had bestudeerd. Dit leek op thalliumvergiftiging.