De stilte die boekdelen sprak
Toen de vijfling in 1995 werd geboren, klonk er geen gejuich in de verloskamer. Er klonken geen tranen van vreugde of vreugdekreten. Er hing een diepe stilte in de lucht – een diepe stilte, beladen met argwaan en onuitgesproken woorden die tegen de steriele witte muren waren geprikt.
Anna lag daar, uitgeput, trillend na urenlange weeën, haar huid klam van het zweet. In haar armen lagen vijf kleine pasgeboren baby’s, elk gewikkeld in zachte pastelkleurige dekentjes. Een drieling zou het ziekenhuispersoneel versteld hebben doen staan, maar een vijfling? Dat was meer dan zeldzaam. Het had een wonder moeten zijn. Toch staarde niemand in de kamer hen vol verbazing aan.
Het was hun uiterlijk. Hun huid was donkerder, hun gelaatstrekken verschilden van Anna’s bleke gezicht en blonde haar. En erger nog, ze leken niet op de man die buiten stond te wachten: Richard Hale, Anna’s blanke vriend.
Toen Richard eindelijk binnenkwam, brak de stilte, maar zonder vreugde. Zijn gezicht werd bleek, zijn kaken op elkaar geklemd. Zijn blik verplaatste zich van de baby’s naar Anna.
« Wat is er? » Zijn stem was droog. « Waag het niet om te zeggen dat ze van mij zijn. »
Anna, zwak en trillend, fluisterde: « Ze zijn van jou, Richard. Ik zweer het. »
Maar hij hoorde het niet – of misschien koos hij ervoor het niet te horen. Zijn uitdrukking vertrok van woede.
« Je hebt me onteerd, » snauwde hij. « Je hebt alles verpest. »
Diezelfde nacht verliet Richard het ziekenhuis. Hij kwam nooit meer terug.
Een leven onder toezicht
Vanaf dat moment werd Anna’s leven een ware storm die ze alleen moest trotseren. In hun kleine stadje verspreidden roddels zich sneller dan vuur. Ze werd ‘de vrouw met de zwarte kinderen’, waarover in bedekte termen achter gesloten deuren werd gesproken.