Ik bracht haar snel naar de hospik op de basis. Het gezicht van de ambulancier verbleekte door haar toestand – mager, uitgedroogd, bedekt met striemen. Terwijl ze haar onderzochten, greep Sophie mijn hand vast, doodsbang dat de muren haar opnieuw zouden verraden.
Ik stapte naar buiten en belde één keer. Naar een man die mij geld schuldig was.
Die avond stond alles in het huis, dat ik vroeger het mijne noemde, op zijn kop. Mijn vrouw – Megan – belde me schreeuwend in de telefoon. Maar geen van haar woorden deed ertoe. Ik had de waarheid in Sophies fragiele gestalte geschreven zien staan.
Na vijftien maanden in Afghanistan dacht ik dat ik klaar was met de oorlog. Maar in plaats daarvan vond ik er thuis een.
Toen ik terugreed, zag ik hem door het raam: Eric, met een biertje in de hand, languit op mijn bank. Megan zat verstijfd tegenover hem, met schuldgevoel in haar ogen.
Ik klopte één keer en stapte naar binnen.
« Waar moet Sophie vannacht slapen, Eric? De garage weer? »
Zijn grijns verdween.
« Ze had discipline nodig. Megan is het daarmee eens, toch? »
Ze keek weg, stille tranen stroomden over haar gezicht.
Ik kwam dichterbij, mijn stem zacht. « Discipline betekent niet dat je een kind laat verhongeren. Je bent hier klaar. »
Hij grijnsde: « Wat ga je doen, soldaat? Me neerschieten? »