Die ochtend geloofde Rachel Moore dat haar leven eindelijk de balans had gevonden na jaren van verdriet. Drie jaar waren verstreken sinds haar man Michael was overleden bij een tragisch auto-ongeluk, waardoor ze hun dochter Chloe alleen moest opvoeden. Genezing was een lange reis geweest, vol stille tranen en stille kracht, maar terwijl ze daar in haar trouwjurk stond, omringd door de zachte geur van lelies, voelde ze zich klaar om opnieuw te beginnen.
Haar verloofde, Evan Ward, was een jaar eerder in haar leven gekomen. Hij verscheen op een middag voor Chloe’s school toen ze in de regen stond te wachten. Hij had zijn sleutels laten vallen, ze raapte ze op en hun blikken ontmoetten elkaar voor het eerst. Uit dat kleine moment groeide iets dat aanvoelde als het lot. Evan was attent en charmant, het soort man dat wist hoe ze van haar koffie hield en haar berichtjes stuurde om haar gewoon goedemorgen te wensen. Hij gaf haar het gevoel dat ze weer gezien werd, alsof het leven haar een tweede kans bood.
Toch vertrouwde Chloe hem nooit. Vanaf het begin had ze iets aangevoeld wat haar moeder niet kon. « Mam, hij doet alsof, » had ze op een avond gefluisterd. « Zijn glimlach klopt niet. » Rachel had het weggewuifd, in de veronderstelling dat het kinderlijke jaloezie was. Maar toen Evan zijn « nichtje », Nora, aan haar voorstelde en haar een paar weken in de logeerkamer liet logeren, werd Chloe’s onbehagen alleen maar groter. Ze zei dat ze hen ‘s avonds laat over geld en papieren had horen fluisteren. Rachel hield zichzelf voor dat het onzin was.
Op een avond zat ze op Chloe’s bed en hield de hand van haar dochter vast. « Lieverd, » zei ze zachtjes, « Evan houdt van ons. Hij wil deel uitmaken van onze familie. Geef hem een kans. »
Chloe draaide haar gezicht af en fluisterde: « Hij is geen familie. Trouw alsjeblieft niet met hem. »