« Het leven is eigenlijk best eerlijk, toch? De een bereikt succes, de ander valt naar de bodem. »
Ik haalde mijn schouders op en grijnsde:
« Wie zegt dat ze niet weet hoe ze haar man moet behouden? »
En ik bleef mijn glas heffen, denkend dat ik gewonnen had.
Ongeveer een half uur later bereikte de receptie haar hoogtepunt.
De zaal was vol met gasten, lachend en luid pratend.
Een oude man – de heer Robert Anderson, de president van een financiële groep waarmee ik al jaren graag samenwerkte – kwam naar mijn tafel toe.
Hij glimlachte, schudde mij de hand en hief zijn glas om mij te feliciteren:
« Gefeliciteerd, David. Je verdient dit geluk. »
Trots antwoordde ik:
“Dank u wel, het is een eer om u hier te hebben.”
Maar meteen daarna bleef zijn blik hangen bij de hoek van de kamer.
Waar Anna zich bukte om de tafel af te ruimen, haar haar warrig, haar ogen stil.
Plotseling zette hij zijn glas neer en zei:
“Excuseer mij, iedereen, ik heb een paar woorden te zeggen.”
De hele zaal werd stil. De muziek stopte plotseling.
Meneer Robert draaide zich om en wees naar Anna:
“Misschien weet niemand het hier, maar de vrouw die daar werkt is…
degene die drie jaar geleden mijn leven heeft gered.”
De hele zaal barstte in gejuich uit.