“Stop. Hou gewoon op.”
Hij keek ons beiden aan en leek ineens ouder dan zijn vijfenzestig jaar.
“Al die tijd dachten we…”
‘Je dacht wat je wilde denken,’ zei ik zachtjes. ‘Dat Troy succesvol was vanwege zijn persoonlijkheid en charme. Dat mijn carrière op de een of andere manier minder waardevol was omdat die technologie omvat die jij niet begrijpt.’
Moeder depte haar ogen met een servetje.
‘Maar waarom heb je ons niet verteld dat je hem hielp, Brock? Waarom hield je het geheim?’
‘Omdat Troy het me vroeg,’ antwoordde ik simpelweg. ‘En omdat ik wist hoe hij er dan uit zou zien. Ondanks alles blijft hij mijn broer.’
Troy snoof minachtend.
“Een of andere kerel gooit me voor de leeuwen zodra het hem niet uitkomt.”
‘Drie jaar is niet zomaar even voorbij,’ wierp ik tegen. ‘En 3.500 dollar per maand is geen klein bedrag.’
De berekening was van ieders gezicht af te lezen: meer dan $120.000 over drie jaar.
De ruimte werd opnieuw stil toen de omvang van de situatie doordrong.
Troy griste zijn sleutels van het bijzettafeltje.
“Ik heb dit niet nodig. En jullie allemaal ook niet.”
Hij stormde naar de voordeur en stopte slechts even om nog een laatste sneer uit te delen.
“Geniet van je momentje van superioriteit, Brock. Dat is duidelijk wat je altijd al gewild hebt.”
De deur sloeg met zo’n kracht dicht dat de familiefoto’s aan de muur rammelden. Door het raam van de eetkamer zag ik Troy in zijn BMW de oprit afrijden, waarbij hij alleen de geur van zijn eau de cologne en de verbrijzelde resten van ons zondagse familiediner achterliet.
Het huis voelde onnatuurlijk stil aan na Troys dramatische vertrek. De stoofpot werd koud op tafel, het perfecte familiediner was in duigen gevallen. Moeder staarde naar de lege deuropening alsof ze verwachtte dat Troy terug zou komen, verontschuldigend en redelijk. Vader zakte zwaar in zijn stoel, met een verslagen blik. Ik bleef zitten, met een vreemde mengeling van opluchting en spijt. De waarheid was eindelijk aan het licht gekomen – maar tegen welke prijs?
De stilte duurde ongemakkelijk voort totdat papa zijn keel schraapte.
‘Je had het ons moeten vertellen,’ zei hij. Zijn stem klonk eerder beschuldigend dan dankbaar. ‘Zoiets geheimhouden… dat was niet goed.’
De kritiek deed pijn, hoewel het niet onverwacht was. Zelfs nu, met het bewijs van Troys bedrog op mijn telefoonscherm, voelde ik me op de een of andere manier schuldig.
‘Zou je me geloofd hebben?’ vroeg ik zachtjes. ‘Of zou je ervan uitgegaan zijn dat ik overdreef om Troy in een kwaad daglicht te stellen?’
Moeder begon borden te verzamelen, haar bewegingen schokkerig en geagiteerd.
“We luisteren altijd naar je, Brock. Je hebt ons geen kans gegeven.”