0
Leonards benige handen grepen de mijne plotseling met verrassende kracht vast. « Je man is niet wie je denkt dat hij is. Het bewijs ligt daar verborgen, » zei hij.
Even kon ik hem alleen maar aanstaren. Leonard was altijd al vreemd geweest, maar er was nu iets anders in zijn ogen. Een uitputting vermengd met angst. Het soort angst dat niet voortkomt uit waanideeën.
Tegen de tijd dat het donker werd, knaagde mijn nieuwsgierigheid harder dan mijn twijfel. Met Oliver nog bij de buren en Gregory nog niet thuis, liep ik naar boven. Elk krakend geluid van de houten treden weerspiegelde mijn aarzeling. In de badkamer deed ik de deur op slot en leunde er even tegenaan, luisterend naar mijn eigen hartslag die in mijn oren bonkte.
De witte tegels glinsterden me tegemoet, netjes en onbeschadigd. Ik pakte de hamer uit de kast, mijn handpalmen vochtig alsof de steel zich verzette. « Dit is waanzin, » mompelde ik, maar de woorden voelden hol aan.
De eerste klap deed het porseleinen vierkant nauwelijks barsten. De tweede klap klonk luider, scherven vielen op de vloer. Mijn adem stokte toen ik hurkte en de zaklamp dichterbij bracht. Achter het pleisterwerk zat een smalle holte, en daarin de glinstering van een plastic zak.
Ik reikte erin, mijn handen trilden. De zak was broos en vergeeld door de tijd. Hij kreukte tegen mijn vingers toen ik hem eruit trok. Eerst dacht ik dat hij vol stenen of schelpen zat. Maar toen ik hem opendeed, kreeg ik een heftige maagkramp.