« Zielig, » snoof Evelyn op een ochtend, terwijl ze Isabelle zag worstelen om een lepel op te tillen. « Je kunt jezelf niet eens voeden. Hoe ga je een kind opvoeden? »
« Alstublieft, mevrouw Carter, » fluisterde Isabelle, terwijl de tranen in haar ogen prikten. « Ik heb gewoon tijd nodig. Ik word beter. Beloofd. »
Maar Evelyns minachting werd alleen maar groter. Ze gaf Isabelle de schuld van « Michaels leven verwoesten » en beweerde dat haar zoon beter verdiende dan een « beschadigde vrouw ».
Het breekpunt kwam op een grijze middag. Isabelle zat in haar rolstoel zachtjes te zingen voor de kleine Ethan, toen Evelyn de kamer binnenstormde, haar gezicht rood van woede.
« Je komt niet meer aan hem! » snauwde ze.
Isabelles hart zonk in haar schoenen. « Waar heb je het over? »
« Je bent niet geschikt om moeder te zijn! » snauwde Evelyn. « Je kunt niet lopen, je kunt niet werken – je kunt zelfs zijn luier niet verschonen! »
Isabelles stem trilde. « Alsjeblieft… hij is alles wat ik heb… »
De klap kwam hard en snel. De kamer draaide rond. Voordat Isabelle kon reageren, had Evelyn Ethan uit haar armen gerukt. Isabelle schreeuwde, haar stem brak.
« Nee! Neem hem niet mee! Hij is mijn zoon! »
Gesponsorde content
Maar hij keek weg. En ging weg.
Het geluid van de deur die achter hen dichtsloeg, was het geluid van haar einde.
De weken die volgden waren gevuld met rouw en een lege routine. Michael en Evelyn verhuisden met Ethan naar een andere stad en verbraken elk contact. Isabelle werd overgebracht naar een revalidatiecentrum – haar lichaam was zwak, haar hart gebroken.
Elke nacht lag ze naar het plafond te staren en fluisterde de naam van haar zoon, Ethan.
De verpleegsters hadden medelijden met haar, maar medelijden hielp niet.
« Je moet je concentreren op beter worden, » zei iemand zachtjes.