Dagen veranderden in een waas van ontsmettende geuren, ziekenhuismaaltijden en fysiotherapiesessies. Met elk verstrijkend uur vond ik helderheid in de rustige momenten tussen de chaos door. Het was een helderheid die voortkwam uit pijn, verraad, de rauwe, ongefilterde realiteit van mijn leven dat uit elkaar viel.
Een week later kwam Daniel terug. Deze keer was hij niet alleen. Een vrouw stond naast hem, haar hand stevig in de zijne. Haar blik ontmoette de mijne en er schoot een flits van herkenning tussen ons door. « Wacht… ze is mijn… », begon ze, maar de woorden bleven in haar keel steken.
De kamer tolde, mijn gedachten raasden om de puntjes met elkaar te verbinden. Herinneringen aan mijn jeugdzomers doorgebracht op het landgoed van mijn oudtante Margaret kwamen terug. Onder die herinneringen bevond zich een jong meisje, mijn nichtje Emily, die ik al jaren niet meer had gezien. En daar stond ze dan, voor me, de nieuwe mevrouw Daniel.
Emily’s ogen werden groot toen ze besefte wie ik was. « Llaya, » fluisterde ze, haar stem doorspekt van ongeloof en misschien een vleugje schuld. « Ik wist het niet. »