Het gerechtsgebouw had die muffe mix van oud hout en muffe koffie, een geur die overal aan bleef kleven. Ik was nog nooit eerder in een rechtszaal geweest – niet zo. Mijn handpalmen waren vochtig en ik bleef mijn tas vastklemmen, waar ik zorgvuldig het vergeelde briefje had opgeborgen dat Matthew vijftien jaar geleden had achtergelaten. Het was zo vaak gevouwen en opnieuw gevouwen dat de randen gerafeld waren, maar de tekst brandde nog steeds helder.
Matthew zat tegenover me, gekleed in een strak pak dat ontworpen was om hem als een fatsoenlijk man te laten overkomen in de ogen van iedereen die de waarheid niet kende. Zijn advocaat, een scherpzinnige man genaamd Paul Griffin, fluisterde iets in zijn oor, en Matthew knikte en grijnsde naar me alsof de overwinning al binnen was.
Zijn beschuldiging was rechttoe rechtaan, maar hartverscheurend: hij beweerde dat ik hem opzettelijk bij zijn dochter had weggehouden. Hij zei dat hij had geprobeerd de band te herstellen, maar dat ik « het kind verborgen had gehouden ». Zijn advocaat portretteerde me als een bittere, controlerende vrouw die haar wrok de rechten van een vader in de weg had laten staan.
Ik wilde de waarheid naar hun hoofd schreeuwen, ze elke greintje pijn laten voelen die ze hadden veroorzaakt. Maar in plaats daarvan bleef ik stil terwijl mijn advocate – Rachel Morgan, kalm en beheerst – onze zaak uiteenzette. Ze legde uit hoe Matthew Lily in de steek had gelaten, dat er geen bezoekjes, geen telefoontjes, geen financiële steun waren geweest – zelfs geen verjaardagskaart.
Rechter Barrett, een nuchtere vrouw met zilvergrijs haar en een doordringende blik, luisterde aandachtig. Ze liet zich niet snel door drama van de wijs brengen, en dat gaf me een sprankje hoop.
Toen Matthew de getuigenbank betrad, zette hij een show op. Hij vertelde dat hij « te diep rouwde » na Emily’s dood, dat hij « toen nog niet klaar was om vader te worden ». Hij beweerde dat hij jaren later nog had geprobeerd contact te leggen, maar dat ik hem had buitengesloten. Hij liet zelfs een paar tranen, hoewel ik er dwars doorheen kon kijken – het was allemaal te gepolijst.