« Wat is dit? » mompelde Jack, terwijl hij de kaart als bewijsmateriaal bestudeerde.
Hij scande zijn lijst een paar keer. « Geen Richardson hier, » riep hij luid genoeg om door anderen gehoord te worden.
« Kunt u nog eens controleren? » Simone hield haar stem kalm. « Ik word verwacht. »
Jack tuurde weer naar haar naam. « Iedereen kan tegenwoordig zo’n briefje printen. We kunnen niet zomaar iedereen van de straat binnenlaten. »
Achter haar liet een andere gast – blank en lachend in zijn telefoon – een gekreukelde uitnodiging zien. Jack wenkte hem meteen naar binnen.
« Ik verzeker u dat mijn uitnodiging legitiem is », zei Simone terwijl ze haar identiteitsbewijs overhandigde.
Jack bekeek het onder een zaklamp en wreef met zijn duim over het plastic.
« Dit lijkt niet echt, » zei hij met een scherpe, wantrouwende toon. « De foto lijkt helemaal niet op jou. »
De foto was identiek. Maar Simone besefte dat het niet om papierwerk ging. Het ging om perceptie.
« Ik moet het even met het management overleggen », besloot Jack, terwijl ze wegliep met haar identiteitsbewijs en uitnodiging.
En dus wachtte ze.
Twee uur.
Buiten. In de oktoberkou.
Terwijl tientallen gasten haar voorbij sjokten – geen vragen, geen vertraging. Haar hielen deden pijn. De kou sneed door zijde.
Elke lach achter de glazen deuren prikte als een herinnering: ze zien je nog steeds niet.
Het Gala van Hypocrisie
Toen ze eindelijk binnen mocht, was het grootste deel van de avond al voorbij.
De lucht was zwaar van parfum en champagne. Kristallen kroonluchters glansden boven een groep elite uit Manhattan – politici, erfgenamen, CEO’s.
En toen zag Margaret Whitmore haar.
« Mijn hemel, » hijgde Margaret luid. « Hoe is het schoonmaakpersoneel door de beveiliging gekomen? »
De kamer werd stil. Iedereen draaide zich om.
Charles Whitmore, Margarets echtgenoot en hoofd van Whitmore Industries, tuurde door de kamer. « Dit is een privé-evenement, » blafte hij. « Beveiliging! »
Er klonk gelach door de menigte.
Brandon Whitmore, hun achtentwintigjarige zoon, hief zijn glas. « Iemand moet de schoonmaak bellen – de vloeren moeten worden nagekeken! »
riepen zijn vrienden.
Sofia Whitmore, de dochter, grijnsde vanaf de andere kant van de kamer. « Ze is waarschijnlijk op zoek naar de bezemkast, » zei ze liefjes. Er volgde meer gelach.
Simone stond roerloos, haar rug recht, haar ogen kalm.
« Ik denk dat er een misverstand is », begon ze,
maar Margarets stem onderbrak haar.
« Geen misverstand, lieverd. Je bent niets. Je hoort niet thuis op deze wereld, en dat zul je ook nooit doen. »
Ze glimlachte breder, alsof ze een act opvoerde. « Je zou dankbaar moeten zijn dat we je dezelfde lucht laten inademen. »
Het gelach was als glas dat brak.
Simones maag draaide zich om, maar haar gezicht veranderde niet.
Ze was al eerder beledigd. Alleen nooit zo openlijk.
De wreedheid van de bevoorrechten