Die avond stond Daniel buiten de deur van de kinderkamer. Binnen schreeuwden de tweelingen harder dan ooit, hun gezichtjes rood en hun kleine vuistjes stevig gebald.
De meeste oppassen haastten zich om ze te wiegen, te troosten en te smeken om in slaap te vallen. Amara had daar geen zin in.
In plaats daarvan ging ze met haar benen gekruist op het tapijt zitten, sloot haar ogen en begon te neuriën.
Het geluid was niet het slaapliedje dat Daniel kende. Het klonk dieper, ouder, bijna spookachtig, alsof het verhalen uit een ver land bracht.
Minuten verstreken. Daniel maakte zich klaar om haar weg te sturen. Maar langzaam nam het gehuil af. Het snikken van het ene kind hield op, de ademhaling van het andere werd gelijkmatiger. Even later lagen beide jongens vast in slaap.
Daniel deed de deur open, verdwaasd. « Ze… slapen? »
Amara opende haar ogen, kalm en vol vertrouwen. « Ze werden gezien, » fluisterde ze. « Niet alleen vastgehouden, maar echt gezien. »
Vanaf die nacht veranderde alles.
Fluisterende geheimen:
De tweeling weigerde te slapen tenzij Amara in de buurt was. Geen duur bedje, geen apparaat, geen gadget werkte zo goed als haar stem. Ze was volhardend, geduldig en onwrikbaar.
Daniel keek haar vaak aan, ontroerd door haar stille toewijding. Maar op een avond, toen hij langs de kinderkamer liep, verstijfde hij.
Door de open deur hoorde hij haar fluisteren:
« Maak je geen zorgen, kleintjes. Jullie geheimen zijn veilig bij mij – zelfs die welke je vader niet kent. »
Daniels hart zonk in zijn schoenen. Geheimen? Wat bedoelde ze?
De volgende ochtend confronteerde hij haar. « Welke geheimen? Wat bedoelde je gisteravond? »
Amara glimlachte slechts zachtjes. « Kinderen dragen meer in zich dan we beseffen, meneer Harrington. Zelfs voordat ze kunnen praten. »
Haar kalmte verontrustte hem nog meer. Wie was ze eigenlijk?