« Is er iets mis, zus? » vroeg ze, terwijl ze me aankeek.
« Je weet dat mijn zoon Martin heet. »
Emily haalde haar schouders op. « Veel jongens heten Martin. Jij hebt er geen auteursrecht op, hè? »
Ik aarzelde. « Het is gewoon… verrassend. »
« Beschouw dat maar als een compliment. Ik vond je keuze leuk, » zei ze.
Ik forceerde een glimlach. Ik voelde de spanning in mijn kaak.
« Oké, » zei ik. « Ik koop later wat fruit voor je in de winkel. »
Ze knikte weer. We wisselden een blik uit die ik niet helemaal kon plaatsen. Het was niet warm, maar ook niet koud. Maar hij hing als een steen tussen ons in.
Iets achter haar glimlach leek niet op bewondering.
De weken gingen voorbij als een rustige rivier – traag, modderig en zonder enige gebeurtenis. De dagen leken zwaar, de ene vloeide over in de andere, zonder enig teken van iets.
Emily en ik zagen elkaar nauwelijks. We stuurden af en toe berichtjes, soms foto’s van de baby’s, maar dat was het dan ook. Ik dacht dat het door die pasgeboren mist kwam.
Ik herinner me hoe moeilijk die eerste maanden konden zijn – de slapeloze nachten, het constante gehuil, en hoe de tijd smolt als boter op een hete kachel.
Toch bleef er iets in Emily’s stem tijdens ons laatste telefoongesprek hangen. Mijn borst voelde droog aan als een steen die ik niet kon schudden.
Haar stem was scherp en gehaast, alsof ze probeerde niet te huilen of te schreeuwen. Ik vroeg het niet. Misschien had ik dat wel moeten doen.
Alleen ter illustratie
Emily woonde bij onze moeder. Ze was 84 jaar oud en was de afgelopen jaren wat afgezwakt. Haar stappen waren trager en haar gedachten dwaalden af.
Soms was ze nog steeds scherp, vooral als ze oude verhalen vertelde of meningen uitte waar niemand om had gevraagd.
Maar de meeste dagen was Emily meer geheugen dan spierkracht. Ik dacht dat Emily hulp in huis had.
Maar hulp, zo leerde ik, kon