« Dit gaat niet over het gevoel dat je gebruikt wordt. Het gaat over respect. Gisteren heeft je vrouw je moeder letterlijk tegen de grond gewerkt. En jij hebt haar verdedigd. »
Samuel deinsde terug. « Het was een ongeluk. »
« Nee, zoon. Het was het resultaat van jarenlang je moeder behandelen alsof ze er niet bij hoort. Gisteren werd het gewoon fysiek. »
Ik liet hem achter met één vraag: « Als iemand zijn zoon zou behandelen zoals Everly zijn moeder behandelt, wat zou hij dan doen? »
Zijn armen om de baby heen. « Ik zou hem beschermen. »
« Waarom bescherm je je moeder dan niet? »
Ik liep weg en hoorde Everly aan de telefoon zeggen:
« Het is perfect. We hebben het hele huis voor onszelf. De oude vrouw woont boven, Steven is makkelijk te hanteren. Gratis huis, gratis eten, oppassen – het is alsof je de loterij wint. Tegen de tijd dat ze het doorhebben, hebben we alles zoals we het willen. »
Haar woorden raakten me als ijswater. Dit was geen stress. Dit was een plan.
Dagen later vond ik in de kelder een stapel rekeningen van nutsbedrijven – allemaal op Everly’s naam. Onderaan een verzoek om onze post door te sturen naar haar.
‘Martha,’ zei ik grimmig, terwijl ik haar de papieren liet zien, ‘ze probeert een legale verblijfsvergunning te krijgen.’
« Ze probeert ons huis in te pikken, » fluisterde Martha.
Toen ze ermee geconfronteerd werd, wuifde Everly het lachend weg en beweerde dat er sprake was van een « factuurvergissing ». Haar gladde afwijzing bedroog mij niet.
« Het is ons huis, » zei ik tegen haar.
Haar ogen glinsterden van minachting. « Natuurlijk. Maar wij wonen hier ook. Wij dragen ons steentje bij. »
Martha’s stem klonk door. « Wat is jouw bijdrage? »
« Ik zorg voor de baby. Ik regel het huishouden. Dingen die jij duidelijk niet meer aankunt. »
Veertig jaar lang ons huishouden runnen, afgedaan met één sneer.
« Eigenlijk, » zei ik kalm, « is het tijd dat jij en Samuel jullie eigen plek vinden. Acht jaar is lang genoeg. »