

Toen kwam ik thuis.
En ik verstijfde zodra ik de deur opende.
Hanna stond voor me, koeltjes leunend tegen de bank, gekleed in een prachtige zwarte jurk en met haar haar in een nette knot.
staand.
Ik struikelde:
— “H-Hanna Jij bent—?
Haar toon was zacht maar sarcastisch:
—“De dokter vertelde me twee weken geleden dat ik met therapie weer kon lopen. Maar ik heb het je niet verteld. Ik wilde zien… wat je zou kiezen.”
Ik was gedempt.
Ze richtte haar blik op de tafel. Ik keek – en zag mijn moeder, mijn zus, ons dienstmeisje
— alle bijbehorende.
Op tafel lag een telefoon met live-streambeelden van een verborgen camera: Trish en ik, verstrengeld in de lakens van het hotel.
Ze had weer last van mij en zei:
—“Ik geloofde altijd dat, zelfs als ik nutteloos zou worden, ik het zou overleven zolang jij nog van me hield. Maar nu zie ik… de meest verlamde persoon in dit huis… was ik niet.”
Ik zakte door mijn knieën.