Toen kwam het breekpunt.
Het was een rustige zondagochtend toen ik Samantha aan de telefoon hoorde met een vriendin, klagend dat Emily « haar zwangerschap uitmelkte » en « zich gedroeg als de koningin van het huis ». Ze lachte en verwierp de zeer reële problemen waarmee een vrouw die een kind draagt, te kampen heeft.
Op dat moment drong de waarheid hard tot me door: dit was niet zomaar afkeer. Samantha had een hekel aan Emily’s aanwezigheid – aan de ruimte die ze in ons leven innam. En ik wist, met ijzingwekkende zekerheid, dat die wrok alleen maar erger zou worden zodra de baby er was.
Ik liet Samantha die avond zitten. « Dit werkt niet, » zei ik vastberaden. « Je hebt me die avond laten zien wie je bent, en dat kan ik niet meer ongedaan maken. Emily en mijn kleinkind komen altijd op de eerste plaats. Als je dat niet kunt accepteren, kunnen we niet langer samenwonen. »
Haar gezicht vertrok van ongeloof, en toen van woede. « Je kiest haar boven mij? »
« Ik kies wat goed is, » antwoordde ik. « Een man beschermt zijn kind. Altijd. »
De stilte die tussen ons viel, was zwaarder dan welke ruzie dan ook. Uiteindelijk stormde Samantha naar buiten en sloeg de deur zo hard achter zich dicht dat de muren leken te trillen.