De vrouw keek op. En ik was sprakeloos.
Het was Lan – mijn oude klasgenoot. Lan – het meisje waar ik stiekem verliefd op was geweest en dat ik me herinnerde tijdens mijn middelbareschooltijd, maar dat ik nooit de moed had gehad om toe te geven.
Mijn benen werden koud, mijn hoofd tolde. Het tafereel voor me leek alles van me weg te nemen. Papa stond op en zei met vaste stem:
— “Ik… Laat me praten…”
Maar ik hoorde hem niet. Tranen begonnen te vloeien en ik draaide me om en rende weg, de verdrietige kreten van mijn vader achter me negerend.
Ik rende rechtstreeks naar de oever van de rivier, waar ik als kind graag vliegers opliet en op koude middagen bij mijn moeder zat.
Zittend met mijn handen op mijn hoofd schreeuwde ik zinloos. Waarom Lan?
De persoon die ik me vaag herinnerde uit mijn jeugd, lag nu naast mijn vader, met een druppel van zijn bloed.
God en hemel, papa vond me. Hij ging zitten en zuchtte.
« Nam, ik weet dat je in de war bent. Maar ik wil niets voor je verbergen. Peetvader is al jaren alleen, eenzaam. Het was toevallig dat papa Lan ontmoette en ze elkaar in vertrouwen namen. Lan houdt heel veel van haar vader, en… ze houdt ook van jou. »
Ik stond op, keek mijn vader recht in de ogen en zei met een bittere stem:
« Maar weet je? Vind je haar nu leuk? Ik heb haar mijn hele jeugd al als mijn vader beschouwd. Is ze de vrouw van mijn vader… begrijp je wat dat betekent? »
Papa bleef stil. Zijn ogen werden rood, maar hij bleef vastberaden:
« Ik weet het niet. Als je het wist… Misschien dacht papa er anders over. Nam, je moet begrijpen dat… jeugdgevoelens herinneringen zijn. Nu hebben Lan en haar baby een thuis nodig. »
Ik lachte bitter. Zijn woorden waren als een mes dat in mijn hart sneed.