Het was David. Hij was net de oprit opgelopen met boodschappentassen. Hij liet ze vallen zodra hij zijn vrouw met de sleutels zag en het gezicht van zijn vader rood van de klap.
David stortte zich op hem, zijn blik strak gericht op zijn vrouw en zijn vader. « Stephanie, heb je net mijn vader geslagen? » vroeg hij zachtjes, maar trillend van woede.
Stephanie verstijfde van schrik. « David, luister, het is niet wat het lijkt. Je vader is koppig, hij weigert te verhuizen. » We hebben dit huis nodig, het is nu van ons, en hij…
« Stop. » Davids toon werd scherp, zijn vuisten gebald. Hij ging tussen zijn vrouw en zijn vader staan. « Je kunt je hand niet tegen hem opheffen. Nooit. »
Georges ogen vulden zich met tranen, niet van pijn, maar van opluchting. Even vreesde hij dat zijn zoon de kant van zijn vrouw zou kiezen. Maar toen hij David daar zag, beschermend en standvastig, vulde dat zijn hart met een broze hoop.
Stephanie grijnsde en verhief haar stem defensief. « David, je begrijpt het niet! We hebben ruimte nodig. Je vader hoort hier niet meer. Hij is oud, zwak en hij put ons uit. Ik heb dit al te lang verdragen. »
David draaide zich om en kneep zijn ogen samen. « Heb je hem ‘gepraat’? Die man had twee banen zodat ik naar de universiteit kon. Hij sloeg maaltijden over zodat ik kon eten. Hij gaf ons een dak boven ons hoofd toen mijn moeder stierf. Zonder hem zou er geen ‘huis’ zijn om voor te vechten. »
De stilte die volgde was zwaar. Stephanie schoof ongemakkelijk heen en weer, zich realiserend dat ze zich had verkeken.
George probeerde met zachte stem tussenbeide te komen. « David, maak geen ruzie met haar om mij. Als ze wil dat ik wegga, moet ik dat misschien doen. Ik wil jullie huwelijk niet verpesten. »
Maar David schudde zijn hoofd. « Pap, je gaat nergens heen. Dit is jouw huis. Je hebt het gebouwd, je hebt ervoor betaald, en niemand, echt niemand, heeft het recht om je eruit te zetten. »
Voor het eerst zag George de jongen die hij had opgevoed, volledig in een man veranderen.
Stephanie’s gezicht vertrok van woede en wanhoop. « Nou en? Je kiest hem boven mij? »
David keek haar zonder te knipperen in de ogen. « Als je mijn vader niet kunt respecteren, kun je mij misschien ook niet respecteren. »