Ik deed snel mijn ogen dicht en probeerde diep en regelmatig te ademen, zoals het klonk als ik echt sliep. David stond, wat voelde als een eeuwigheid, in onze deuropening en keek me alleen maar aan. Toen fluisterde hij mijn naam. Sarah. Sarah, ben je wakker? Ik reageerde niet. Ik hield mijn ademhaling rustig en mijn lichaam volledig stil.
Hij zei mijn naam luider. Sarah. Nog steeds niets van me. Eindelijk hoorde ik hem weglopen, maar hij ging niet naar bed. In plaats daarvan gingen zijn voetstappen weer de trap af, en ik hoorde hem rondlopen in zijn kantoor. Het volgende uur lag ik daar te luisteren naar David die aan het bellen was. Ik kon de woorden niet verstaan, maar zijn stem klonk anders, serieuzer, zakelijker dan ik ooit had gehoord.
Soms leek hij te spreken met een accent dat ik niet herkende. Rond middernacht kwam David weer naar boven. Ik hoorde hem weer even stilstaan voor onze slaapkamer en toen zachtjes de deur verder openduwen. Mijn hart klopte zo snel dat ik er zeker van was dat hij mijn borstkas zag bewegen, maar ik dwong mezelf om doodstil te blijven.
Toen deed David iets wat alles veranderde. In plaats van naast me in bed te kruipen, zoals hij zes jaar lang elke avond had gedaan, liep hij naar de raamkant van onze kamer en knielde neer op de vloer. Ik hoorde een zacht schrapend geluid, als hout tegen hout. En ik waagde het erop mijn ogen een klein beetje te openen. David wrikte de vloerplanken los.
En nu zat ik hier te kijken hoe mijn man, de man van wie ik hield, de man aan wie ik mijn leven toevertrouwde, een metalen doos vol geheimen tevoorschijn haalde die alles wat ik dacht over hem te weten, zouden kunnen vernietigen. Hij hield nu foto’s omhoog, en hoewel ik ze niet duidelijk kon zien, zag ik dat het foto’s van vrouwen waren. Andere vrouwen. Vrouwen die niet ik waren. David legde de foto’s opzij en pakte een van de paspoortformaat boekjes.
Hij opende het en bestudeerde de pagina, greep toen in zijn zak en haalde zijn telefoon eruit. Met de zaklamp van de telefoon vergeleek hij iets in het paspoort met iets op zijn telefoonscherm. Toen zag ik zijn gezicht duidelijk in het licht, en wat ik daar zag, maakte me meer bang dan al het andere dat die nacht was gebeurd.
David glimlachte, niet de warme, liefdevolle glimlach die ik kende. Dit was koud en berekenend, de glimlach van iemand die erg tevreden was met zijn eigen slimheid. Het was de glimlach van een vreemde. Terwijl ik toekeek hoe hij alles zorgvuldig terug in de doos legde en de vloerplanken terugplaatste, bleef één gedachte door mijn hoofd spoken.