Ik had nooit gedacht dat de man van wie ik hield, de vader van mijn kind, me in de ogen zou kijken en zou twijfelen of onze baby wel van hem was. Maar daar zat ik dan, op onze beige bank, met onze kleine zoon in mijn armen, terwijl mijn man en zijn ouders beschuldigingen naar me uitriepen alsof het knuppels waren.
Het begon allemaal met een blik. Mijn schoonmoeder, Patricia, fronste haar wenkbrauwen toen ze Ethan voor het eerst in het ziekenhuis zag. « Hij lijkt niet op een Collins, » fluisterde ze tegen mijn man, Mark, toen ze dachten dat ik sliep.
Ik deed alsof ik het niet hoorde, maar haar woorden deden meer pijn dan de hechtingen van mijn keizersnede.
In eerste instantie liet Mark het gaan. We lachten om hoe snel baby’s veranderen, om hoe Ethan mijn neus en Marks kin had. Maar het zaadje was geplant en Patricia gaf het bij elke gelegenheid water met haar giftige vermoedens.
« Weet je, Mark had als baby blauwe ogen, » zei ze op een berekende toon terwijl ze Ethan tegen het licht hield. « Het is raar dat Ethan ze zo donker heeft, vind je niet? »
Op een avond, toen Ethan drie maanden oud was, kwam Mark laat thuis van zijn werk. Ik lag op de bank de baby te voeden, mijn haar was vies en de vermoeidheid hing als een dikke jas aan me. Hij gaf me niet eens een afscheidskus. Hij stond daar maar, met zijn armen over elkaar.