Ik had nooit gedacht dat ik zoiets zou schrijven, maar het voelt nog steeds onwerkelijk. Mijn naam is Rachel, ik ben 41, getrouwd en heb een dochter, Lily, die onlangs naar de universiteit is gegaan. Voor het eerst in jaren was het stil in huis – té stil.
Toen veranderde het leven weer. Mijn moeder kreeg de diagnose kanker. Chemotherapie ontnam haar al haar kracht en ik wist dat ze het niet alleen aankon. Ik zei tegen mijn man, David, dat ze bij ons zou komen logeren.
Ter vergelijking: David en mijn moeder, Claire, waren nooit close. Ze waren geen vijanden, maar er was altijd wel iets mis tussen hen.
Ze vond hem arrogant; hij vond haar te eigenwijs. Toch bleven ze beleefd, voor mij – en voor Lily, die dol was op haar grootmoeder.
Toen de dokter uitlegde hoe zwak mama zou zijn tijdens de chemo, aarzelde ik geen moment. Ik bood haar de logeerkamer aan, of zelfs Lily’s kamer.
« Je zult nooit een last zijn, » zei ik tegen haar.
Ze trok dankbaar in en probeerde ondanks haar uitputting altijd te helpen. De was opvouwen, de veranda vegen – totdat ik haar terug naar de bank leidde en haar eraan herinnerde: « Je enige taak is om beter te worden. »
Op een ochtend moest ik voor mijn werk op reis. Ik verzekerde haar dat ik maar één nachtje weg zou zijn. Ze glimlachte vriendelijk. « Het komt wel goed, Rachel. David is hier. »
Ik vertrok met een ongemakkelijk gevoel.