“Bij de treinsporen. Ik en mijn broer.”
Nu voelde Thomas een mengeling van bezorgdheid en nieuwsgierigheid in zich opkomen. Hij had altijd gedoneerd aan goede doelen, vrijwillig af en toe, maar dit was anders. Dit was een kind vlak voor hem, duidelijk in nood.
“Hoe heet je?”
‘Lira,’ antwoordde ze.
“Lira … wil je iets vers eten? Ik kan je een ander bord kopen als je honger hebt.”
Ze schudde haar hoofd. “Dit is genoeg. Ik zal het delen met mijn broer.”
Thomas werd opnieuw getroffen door haar nederigheid.
Hij pakte zijn portemonnee. “Mag ik je wat geld geven?”
Thomas stond bij de deur en keek toe. Even voelde hij zich niet op zijn plaats, als een indringer in hun fragiele wereld. Maar hij wist ook dat niets doen geen optie was.
Jenny wendde zich tot hem. “Je hebt waarschijnlijk vandaag hun leven gered.”
Thomas schudde zijn hoofd. “Ze hebben de mijne gered.”
Een paar minuten later werden de kinderen zorgvuldig in het dswd-busje begeleid. Lira klampte zich vast aan haar broer, die nu volledig wakker was maar nog steeds verbijsterd.
Voordat de deur van het busje dichtging, keek ze naar Thomas.
“Meneer?”zei ze.