Het was een bewolkte middag in het centrum van Manilla. Het soort hemel dat leek alsof het niet had besloten of het zou regenen of niet. De straten waren vol met de typische chaos van verkopers die potentiële klanten riepen, driewielers die toeterden en de geur van gegrild straatvoedsel die in de
Thomas Reyes, een 34-jarige software consultant, had net een lange vergadering met een klant afgerond en besloot een late lunch te nemen bij een lokale food court. Hij was niet in de stemming voor iets bijzonders, gewoon iets snel en vullend. Hij bestelde een bord adobo rijst met gebakken ei, een kant van lumpia, en een bott
Hij at langzaam, zijn geest was nog gedeeltelijk gericht op het werk. Na ongeveer twintig minuten duwde hij zijn dienblad naar de zijkant, waardoor ongeveer een derde van de rijst en een lumpia onaangetast bleven. Net toen hij in zijn tas naar zijn telefoon reikte, hoorde hij een zachte stem achter hem.
“Meneer, mag ik uw restjes?”
Geschrokken draaide Thomas zich om. Een paar meter verderop stond een klein meisje—niet ouder dan 8 jaar—met een vervaagde roze jurk en slippers die er twee maten te groot uitzagen. Haar haar was teruggebonden in een rommelige paardenstaart en ze had een plastic zak in één hand. Haar grote bruine ogen keken hem aan, hoopvol maar voorzichtig.
Hij knipperde. “Sorry, wat zei je?”