« Celeste, » antwoordde ze voorzichtig. Ze verplaatste de slapende baby die ze droeg. « Dit is Aurora, mijn zus. Onze ouders zijn er niet meer. Ik vraag alleen om werk om haar te voeden. »
Edward bekeek haar aandachtig. De ronding van haar neus, de vorm van haar ogen, de manier waarop ze het kind vasthield, het riep allemaal herinneringen op aan Margaret.
“Kom binnen,” zei hij vastberaden.
Celeste aarzelde. Het landhuis torende boven haar uit, intimiderend en onbekend. « Ik wil geen last zijn. »
‘Dat zal niet gebeuren,’ beloofde Edward, terwijl hij alvast een bediende een teken gaf om een kamer klaar te maken.
Het leven in het landgoed Aldridge was anders dan alles wat Celeste ooit had gekend. Ze werkte stilletjes, veegde gangen en poetste trapleuningen, altijd met Aurora in de buurt. De marmeren vloeren en kroonluchters leken werelden verwijderd van de koude nachten die ze had doorstaan. Toch volgde Edwards blik haar met een ongewone intensiteit, niet die van een strenge werkgever, maar van een man die op zoek was naar antwoorden.
Op een regenachtige middag ging de telefoon terwijl ze de bibliotheek aan het afstoffen was. Celeste nam op.
« Is dit Celeste? » fluisterde een trillende vrouwenstem.
“Ja, wie is dit?”
De zin kraakte. « Zeg tegen Edward dat Margaret leeft. »
Het gesprek was afgelopen voordat Celeste kon antwoorden. Haar handen trilden toen ze het bericht tijdens het avondeten herhaalde. Edwards vork kletterde op zijn bord en zijn gezicht was bleek.