De telefoniste van de alarmcentrale, Vanessa Gomez, had in haar 15 jaar bij de alarmcentrale van Pinos Verdes County duizenden telefoontjes beantwoord. De meeste waren voorspelbaar: hartaanvallen, auto-ongelukken, omgevallen bomen. Maar de oproep die om 14:17 uur op die dinsdag in september binnenkwam, benam hem de adem.
—112. Wat is uw noodgeval? —Vanessa’s stem was kalm en beheerst.
Er viel drie seconden stilte. Toen klonk er een stemmetje, trillend tussen gefluister en gesnik:
—Het waren mijn vader en zijn vriend. Help me alsjeblieft.
Vanessa ging rechtop in haar stoel zitten en had haar vingers op het toetsenbord gericht.
– Schatje, gaat het? Kun je me je naam vertellen?
—Ik heet Liliana. Ik ben 8 jaar oud, antwoordde het meisje met een gebroken stem.
Mijn buik doet echt heel erg pijn. Hij is groot en groeit nog steeds.
Op de achtergrond hoorde Vanessa Mexicaanse tekenfilms op televisie.
Geen stemmen van volwassenen, geen lawaai.
—Liliana, waar zijn je ouders nu?
—Mama slaapt omdat haar lichaam weer tegen haar vecht. Papa is aan het werk. —kreunde—.
Ik denk dat wat ze mij gaven, mij ziek maakte.
Vanessa zwaaide naar haar supervisor, maar bleef kalm in haar stem.
—Wat bedoel je daarmee, Liliana? Wat hebben je vader en zijn vriend je gegeven?