« Vanaf nu regelt de familie een hoofdverpleegkundige. U hoeft zich verder geen zorgen te maken. »
De woorden prikten meer dan ze had verwacht. Na twee jaar voor meneer Malhotra te hebben gezorgd, voelde ze zich vreemd leeg toen ze zo gemakkelijk werd ontslagen. Maar diezelfde avond, toen ze zich klaarmaakte om te vertrekken, hield een zwakke maar vastberaden stem haar tegen:
« Ananya. Ik wil dat je voor me blijft zorgen. Niemand anders. Ik spreek ze zelf wel. »
Haar hart maakte een sprongetje, maar haar angst ook. Als iemand de waarheid van die kus zou ontdekken, zou het vermoeden alleen maar toenemen.
Ondanks de bezwaren van zijn kinderen stond Raghav erop dat Ananya aan zijn zijde bleef. Langzaam verbeterde zijn gezondheid – hij leerde zitten, duidelijk spreken, fragmenten uit zijn verleden herinneren. En tijdens die rustige nachten begon hij zijn leven met haar te delen: zijn bescheiden begin in Uttar Pradesh, de worstelingen die zijn imperium hadden opgebouwd, de eenzaamheid die rijkdom niet kon genezen.
Soms keek hij haar met ontwapenende warmte aan en mompelde:
“Misschien was jij het wel die mij weer tot leven riep.”