Elke keer bonsde Ananya’s hart, hoewel ze het probeerde te verbergen. Ze wilde geloven dat het alleen zijn dankbaarheid was die sprak – niet de echo van dat gestolen moment.
Maar de familie Malhotra was veel minder goedgelovig. Voor hen was ze gewoon een gewone verpleegster, die zijn vertrouwen niet waard was. Geruchten verspreidden zich in gedempte toon: « Ze moet wel op jacht zijn naar rijkdom… anders verdient geen enkele verpleegster zoveel vertrouwen. »
Rohans vermoedens werden steeds scherper. Op een dag confronteerde hij haar rechtstreeks in de gang:
« Mijn vader is nog niet helemaal stabiel. Als je denkt dat je hem kunt manipuleren, sta ik dat niet toe. »
Ananya boog haar hoofd en dwong haar stem tot kalmte: « Ik doe slechts mijn plicht. Begrijp me niet verkeerd. »
Maar ze wist dat hij haar niet geloofde.
Naarmate de dagen verstreken, nam de spanning binnen de familie toe. Sommige familieleden fluisterden dat ze de miljardair had betoverd. Anderen verspreidden roddels in het ziekenhuis en schilderden haar af als een goudzoeker. Ananya overwoog ontslag te nemen om aan de controle te ontsnappen, maar elke keer dat ze eraan dacht te vertrekken, zag ze Raghavs fragiele maar vastberaden ogen die haar vroegen te blijven.
En dus bleef ze daar, gevangen tussen haar plicht en iets veel gevaarlijkers.
Op een late avond, terwijl de stadslichten van Mumbai buiten het raam schitterden, zei Raghav zachtjes:
« Ananya… ik weet niet wat de toekomst brengt. Maar geloof me… ik zal niet toestaan dat iemand je kwaad doet. »