Toen kwam er nog een klap: het pathologierapport toonde een hooggradig glioom aan. Zes weken bestraling en chemo waren nodig. De arts waarschuwde me: « Bereid je mentaal voor. Dit wordt zwaar. »
Ik knikte. Er was geen ruimte voor zwakte. Ik vroeg om een tijdelijke overplaatsing naar Kanpur, waar ik nachtdiensten vanuit huis zou draaien, zodat ik dagen in het ziekenhuis kon doorbrengen. Ik was niet sterk, maar ik had ook niet langer het recht om in te storten.
Priya begon haar haar te verliezen tijdens de behandeling. Op een avond schoor ik eerst mijn eigen hoofd, glimlachend in de spiegel. « Kijk, dit kapsel staat me beter dan jij. » Voor het eerst sinds de operatie lachte ze hardop.
Het leven in ons huis veranderde. Babuji leerde de kinderen roti’s rollen. Savitri oefende de tafels van vermenigvuldiging met liedjes. Ik gebruikte de bewakingscamera niet om te oordelen, maar om te koesteren: Priya die pasjes oefende aan de andere kant van de kamer, Babuji die onze kleinzoon optilde, mijn moeder die de kinderen instopte. Elk gewoon moment werd kostbaar.
Toen collega’s voorstelden om de inzamelingsactie voor andere patiënten voort te zetten, stemde ik toe. We noemden de brievenbus bij onze deur: « Priya Fonds – Voor het volgende gezin in nood. »
Drie maanden later vergeleek de dokter Priya’s nieuwe MRI met de oude. « Stabiel. Geen nieuwe groei. We blijven het in de gaten houden. » Priya kneep in mijn hand. Babuji hoestte opgelucht en Savitri fluisterde een gebed.
Op weg naar huis leunde Priya op mijn schouder terwijl de wind van de Ganges haar sjaal optilde. « Ik mis onze keuken, » mompelde ze. Een poha-verkoper snelde naar haar toe en drukte kurkuma en jaggery in haar handen. « Drink deze melk, » drong hij aan. Priya omhelsde hem en huilde.