« Ethan, ze is dronken, » zei hij kalm, alsof het de normaalste zaak van de wereld was. « Ze kan niet goed lopen. Laat haar hier vanavond maar rusten. »
Mijn glimlach verflauwde. Ik dacht dat hij een grapje maakte. Maar nee.
De airconditioning zoemde, koud en hard. Zijn moeder, mevrouw Grant, had inderdaad te veel champagne gedronken tijdens de receptie. Maar we zaten in een hotel – er waren kamers, er waren opties. En toch stond Ethan erop dat ze in ons bed bleef. Het mijne.
Ik wilde protesteren, maar de uitputting van de ceremonie, de urenlange nepglimlachen en de stekende hakken van mijn schoenen drukten op mijn hart. Dus knikte ik. Ik zei niets. Ik pakte een extra deken uit de kast en kroop op de bank.
Die nacht kon ik niet slapen. Ik bleef gedempte geluiden horen – beweging, gefluister, het kraken van het bed. Ik zei tegen mezelf dat ik me dingen inbeeldde, paranoïde was. Misschien waren het gewoon pasgetrouwde zenuwen. Op een gegeven moment moest ik even wegdommelen.
Toen ik wakker werd, scheen de ochtendzon de kamer binnen. Mevrouw Grant was weg. Ethan lag nog in bed, slapend – of deed alsof. Ik stond zachtjes op, probeerde geen geluid te maken, en begon de rommel van de vorige avond op te ruimen. Toen zag ik het.
Een klein, vierkant stukje papier, geplakt aan het laken aan de rand van het bed.
Ik verstijfde. Mijn handen begonnen te trillen voordat ik wist waarom.
Dit was niet zomaar een papiertje. Het was het soort papiertje dat je nooit verwacht te vinden op de ochtend na je huwelijksnacht – niet wanneer je man naast zijn moeder zou moeten slapen. Niet wanneer jij de enige vrouw in zijn armen zou moeten zijn.
Mijn hart bonkte zo hard dat ik mijn eigen ademhaling nauwelijks kon horen.
Ik pakte het langzaam op, biddend dat ik het mis had – dat het op de een of andere manier uit iemands zak was gevallen, dat het niet betekende wat het duidelijk betekende.
Maar diep van binnen wist ik het al…