Clara liep langzaam maar zeker de ranch op. Het was een puinhoop: stof, vuile vaat, bedorven eten.
Maar ze klaagde niet.
Ze stroopte haar mouwen op, stak het vuur aan en begon te werken. Al snel vulde de geur van versgebakken brood het huis. Ethan, die vanuit het raam keek, fronste en was toen verbaasd. Hij had dat al jaren niet meer geroken.
Toen de tafel gedekt was, serveerde Clara een bord gestoofd vlees, warm brood en sterke koffie.
« Eet, meneer, » zei ze zonder op te kijken.
Ethan nam een hap en sloot zijn ogen.
Het was dezelfde smaak die hij zich herinnerde, de smaak van toen zijn vrouw kookte. Hij zei niets, maar at het hele bord leeg.
Toen mompelde hij met zachtere stem:
« Morgen om zes uur. Als je te laat bent, kom dan niet terug. »
Clara glimlachte voor het eerst in lange tijd.
« Dank u wel, meneer. Ik zal u niet teleurstellen. »
De dagen verstreken. Clara werkte van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat. Ze kookte, maakte schoon, verzorgde het gewonde vee en repareerde zelfs hekken als niemand keek. Het enige wat ze vroeg was een bord eten en een hoekje om in te slapen. Ethan keek haar zwijgend aan. Iets aan haar verontrustte hem; het was niet alleen haar toewijding, het was de manier waarop ze, zonder een woord te zeggen, de ranch weer tot leven bracht.
Op een avond, terwijl zij bij het vuur brood aan het kneden was, sprak hij.