Om 6 uur ‘s ochtends hoorde ik het kraken van de achterdeur. Mijn hart versnelde, en ik keek voorzichtig om de deur heen. Mijn blik viel op mijn buren – meneer en mevrouw Harris. Ze kwamen stil de keuken binnen.
Mevrouw Harris zette een bord met pannenkoeken op de tafel, alsof het iets was wat ze dagelijks deed, terwijl meneer Harris erbij stond en de situatie aandachtig observeerde.
Ze waren altijd aardige buren, maar ik had niet zo’n gebaar van hen verwacht.
— ‘Jullie gaven ons een reservesleutel toen we hier naartoe verhuisden, toch?’ vroeg ik plotseling, herinnerend onze afspraak.
— ‘Ja, je herinnert het goed,’ antwoordde meneer Harris, glimlachend. ‘We merkten hoe moeilijk het voor je was om alles alleen te doen, en besloten te helpen zonder aandacht op onszelf te vestigen.’”