“Meneer, Ik beloof u terug te betalen als ik groot ben. Kun je me een doos melk geven voor mijn broertje?”
De negenjarige Alicia Brown stond te rillen op een parkeerplaats in Atlanta, met haar pasgeboren broer Marcus in haar hand, gewikkeld in een dunne deken. Zijn zwakke kreten vervaagden tegen de kou van de late herfst. Voorbijgangers haastten zich, afgewende ogen, sommigen mompelden over oplichting.
Alicia vroeg niet om geld, alleen babyvoeding voor Marcus. Toen stopte een man in een maatpak, Richard Collins. Zijn Bentley schitterde zelfs in het drukke terrein. Bekend om zijn meedogenloze zakelijke transacties, was Richard niet gemakkelijk te bewegen.
“Herhaal wat je net zei,” vroeg hij.
Alicia slikte. “Ik betaal je terug als ik groot ben. Mijn broertje heeft sinds gisteravond niet meer gegeten.”
De menigte werd stil, de telefoons gingen omhoog. Richard knielde neer en zag haar ogen. “Ik geef geen geld of eten uit op parkeerplaatsen”, zei hij. “Maar als je de waarheid vertelt, koop ik meer dan melk. Ik zorg ervoor dat je broer vanavond eet.”
Hij kreunde door de toeschouwers terwijl hij naar de winkel zwaaide. “Kom op. Jullie allebei.”