Maar het geroddel werd alleen maar erger. Jongemannen vielen Marianne lastig, bedreigden haar, en een keer vernielden ze de winkel terwijl Beatrice weg was. Marianne huilde tussen de verbrijzelde broden, ervan overtuigd dat ze alleen maar een last was. Hoewel Beatrice erop stond dat ze bleef, kon Marianne het niet verdragen dat de oude vrouw om haar leed. Op een avond pakte ze haar weinige bezittingen in en liet een briefje achter: « Je hebt me gered toen niemand anders dat wilde. Maar ik kan je niet terugbetalen door te vernietigen wat je liefhebt. »
Ze belandde in een pension, gerund door een strenge vrouw genaamd Dolores, die haar beschuldigde van diefstal toen er geld verdween. Kinderen spotten met haar gezwollen buik en huurders fluisterden wreed. Uiteindelijk, toen haar kamer werd doorzocht en haar kleine spaargeld werd gestolen, verjoeg Dolores haar volledig. Omdat ze nergens heen kon, zwierf Marianne rond tot ze bij de spoorrails in elkaar zakte.
Door de duisternis kwam Beatrice aanlopen, met een lantaarn in haar hand, buiten adem van het zoeken. « Jij dwaze meid, » riep ze, terwijl ze Marianne in haar armen sloot. « Dacht je dat ik je ooit zou opgeven? Je bent nu mijn familie. » Marianne snikte in haar schouder en fluisterde verontschuldigingen. Beatrice hield haar alleen maar steviger vast.
Jaren verstreken. Met Beatrices steun voedde Marianne haar dochter op – die ze Eliza noemde – en samen bouwden ze een klein café buiten Manchester. Ze vernoemden het naar Eliza, en hoewel het verleden bitter was geweest, was het leven nu gevuld met licht en gelach.
Op een frisse herfstochtend, terwijl Eliza gebak uitstalde, ging de cafédeur open. Een oudere vrouw kwam aarzelend binnen, haar zilveren haar omlijstte haar vermoeide gezicht. Marianne verstijfde. Het was Ruth, haar moeder, ouder en brozer dan ze zich herinnerde.
« Mijn kind, » fluisterde Ruth met tranen in haar ogen. « Ik heb dertien jaar schuldgevoelens gehad. Ik ben gekomen om vergeving te vragen. »
Mariannes stem trilde van woede. « Vergeving? Je hebt me op straat gezet toen ik je het hardst nodig had. Je koos trots boven je eigen dochter. Denk je dat woorden dat kunnen uitwissen? »
Eliza keek verbijsterd van de een naar de ander. « Moeder, wie is zij? »