« Ja, natuurlijk, maak je geen zorgen, ik bezorg alles persoonlijk, zoals je gevraagd hebt. » « Dank u, sergeant, ik denk dat ik dan maar ga, » zei Marina. Zonder een spoortje spijt draaide ze zich om en verliet de kamer. Achter zich voelde ze de opluchting op de gezichten van Melnik en Kovalenko toen ze vertrok.
Maar toen Marina de afdeling verliet, werd haar gezicht ijskoud en zette een stalen vastberadenheid zich in haar hart. De griep, de isolatie, de schaamteloze leugens – ze was er zeker van dat er iets met haar zoon was gebeurd. Ze probeerden het wanhopig te verbergen en ze was vastbesloten om uit te zoeken wat. Ze stapte in haar auto, startte de motor niet, maar staarde alleen in de achteruitkijkspiegel naar de dichtgeklemde afdelingspoort.
Het was tijd om de waarheid te zoeken, niet als moeder, maar als commandant van de speciale eenheden. Nadat ze de eenheid had verlaten, ging Marina Sjevtsjenko niet naar huis, maar reed ze zo’n vijfhonderd meter. Ze parkeerde op een leeg terrein naast een oud, louche café genaamd « At the Checkpoint ». Zoals alle soortgelijke etablissementen in de buurt van militaire bases, was het doordrenkt van zweet en soldatenverhalen. Het was nog een lange weg tot de lunch, maar Marina ging naar binnen en ging aan het verste tafeltje zitten, waar ze een duidelijk zicht op de weg had.
« Mevrouw, we zijn nog steeds gesloten, » sprak een oudere vrouw, duidelijk de eigenaresse van de zaak, haar aan. Marina haalde een paar briefjes uit haar portemonnee en legde ze op tafel. « Neem me niet kwalijk, ik moet even op iemand wachten. Ik blijf hier tot het avondeten en dan bestel ik. » De vrouw nam het geld zwijgend aan en liep naar de keuken, waardoor Marina alleen achterbleef.
Marina wachtte kalm, nippend aan haar water, haar geest werkend met de koele, heldere helderheid van een commandant. Emotie tonen en gezag uitstralen waren het domein van amateurs. Echte tactieken van de Special Forces hielden in dat ze rustig in de schaduw wachtten tot de vijand zich zou openbaren. Zoals ze had voorspeld, begonnen officieren en onderofficieren rond het middaguur de eenheid te verlaten, op weg naar de eetzaal.
Marina trok haar hoed naar beneden en luisterde, alsof ze de menukaart bestudeerde, naar hun gesprek. Het bestond voornamelijk uit luchtige grapjes en weekendplannen, niets interessants. Plotseling ging de cafédeur open en kwam er een bekend gezicht binnen: opperbevelhebber Kovalenko. Twee andere onderofficieren volgden hen en gingen aan een tafel schuin tegenover haar zitten.
Kovalenko was amper gaan zitten toen hij een wodka bestelde; hij dronk duidelijk ook graag overdag. « Verdorie, ik werd vanochtend bijna grijs. Heb je die blik in die ogen van die vrouw gezien? » mompelde Kovalenko, terwijl hij op een komkommer knabbelde. « Het is alsof ze dwars door me heen kijkt, » voegde hij eraan toe, terwijl hij zijn glas leegdronk. De adjudant die naast hem zat, onderbrak hem: « Praat er maar niet over; ze heeft zelfs dezelfde achternaam als de commandant van de Special Forces: Sjevtsjenko. »