Jenny’s dagelijkse leven
Jenny Millers was negenentwintig jaar oud en werkte als serveerster bij Rosie’s Diner, een klein restaurantje gelegen tussen een ijzerhandel en een wasserette in het landelijke Kansas. Haar dagen waren allemaal hetzelfde: voor dag en dauw opstaan, drie blokken naar het restaurant lopen, haar vervaagde blauwe schort om haar middel knopen en de vaste klanten met een glimlach begroeten. Niemand wist dat er achter haar glimlach een stille eenzaamheid schuilging.
Ze huurde een piepklein appartementje met twee slaapkamers boven de apotheek in de buurt. Haar ouders waren overleden toen ze nog een tiener was, en de tante die haar had opgevoed, was inmiddels naar Arizona verhuisd. Afgezien van af en toe een bezoekje tijdens de feestdagen, was Jenny meestal alleen.
De jongen in de hoek:
Op een dinsdagochtend in oktober zag Jenny hem voor het eerst: een kleine jongen, amper tien jaar oud. Hij zat altijd in het hokje het verst van de deur, met een open boek voor zich en een rugzak die veel te groot leek voor zijn kleine postuur.
De eerste ochtend bestelde hij alleen een glas water. Jenny bracht het hem met een glimlach en een papieren rietje. Hij knikte en keek nauwelijks op. De tweede ochtend was hetzelfde. Tegen het einde van de week realiseerde Jenny zich dat hij elke dag stipt om kwart over acht arriveerde, 40 minuten bleef en zonder eten naar school vertrok.