Op de derde dag begaven de zenuwen van de man het. Alles verontrustte hem: de identieke tijd, de ongewone herkomst van het brood.
Hij stopte het brood onder zijn arm en liep naar de dichtstbijzijnde winkel. Hij liep naar de verkoopster toe en vroeg:
« Breng je me dit brood? Misschien heb je wel een nieuwe promotie? »
De vrouw keek hem aan alsof hij gek was geworden.
« Wat zeg je nou, opa? We hebben geen promoties of liefdadigheidsinstellingen. We verkopen alleen brood, we bezorgen het niet aan de deur, » snauwde ze.
De oude man verliet de winkel nog meer ontredderd. En hoe meer hij erover nadacht, hoe angstiger hij zich voelde. Hij durfde het brood al niet eens aan te raken – wat als er iets in zat? Wat als iemand hem probeerde te vergiftigen?
Op de vierde ochtend besloot hij het anders aan te pakken. Hij pakte een oude videocamera uit de bijkeuken, het type dat hij ooit voor familiebijeenkomsten had gebruikt, en zette die klaar om de veranda te filmen.
En toen hij die ochtend de beelden bekeek, stond zijn hart bijna stil. Het scherm toonde duidelijk een kleine drone die om vier uur ‘s ochtends geruisloos zijn huis naderde, boven de veranda bleef hangen, voorzichtig een zak brood liet vallen en vervolgens wegvloog.
De bejaarde man haalde adem. Alles was nog angstaanjagender geworden: dit was absoluut geen buurman of sociale dienst meer. Dit was iets anders.