Het was amper tien dagen geleden dat mijn dochter, Élise, bevallen was. Geïsoleerd in het huis van haar schoonouders, beleefde ze de kraamtijd in stilte en angst. Elke middag, rond twee uur ‘s middags, belde ze me, haar stem trillend van vermoeidheid: « Mam, ik ben zo uitgeput… ik ben bang… kom me halen… »
Deze telefoontjes bleven me achtervolgen. En toch stelde mijn man me elke keer gerust: « Het is normaal, ze heeft net een baby gekregen. Ze moet wennen. » Dus bleef ik daar, telefoon in de hand, overmand door zorgen.
Maar op een nacht knapte er iets in me. Ik maakte mijn man bij zonsopgang wakker en zei vastberaden: « Ik moet haar gaan halen. Nu. »
Een ondraaglijk tafereel in de familietuin