Daniels hart brandde van verdriet en woede, maar hij slikte het weg ter wille van zijn kinderen. Zijn dochtertje van amper negen was gedwongen moeder te worden. Zijn zoon werd alleen beschermd door zijn zus en een trouwe hond. Verraad deed pijn, maar wat hij in hun vermoeide gezichten zag, wekte iets sterkers.
Binnen vertelde het huis zijn eigen verhaal: een bijna lege koelkast, een stapel borden, gevouwen maar gekreukte kleren, tekenen van een kind dat haar best deed. Joshua klampte zich vast aan een versleten teddybeer, zijn grote ogen gevuld met angst die geen enkel kind mocht kennen.
Die avond, na alles te hebben ingepakt, zat Daniel alleen aan de keukentafel. Max rustte aan zijn voeten, nog steeds waakzaam. De soldaat voelde zich hier meer gebroken dan in de strijd. Hij had geweervuur en hinderlagen overleefd – maar deze verlatenheid sneed dieper dan welke wond dan ook.
Hij beloofde in stilte alles te herbouwen, wat er ook zou gebeuren.
De volgende ochtend bracht Daniel Emily en Joshua naar school. Emily beweerde dat ze het bij had gehouden, maar haar bleke gezicht sprak boekdelen. De leraren begroetten hem opgelucht en legden uit dat ze Joshua dagelijks naar de kleuterschool had gebracht, haar eigen lessen had gevolgd en zelfs kleine baantjes had gehad om eten te kopen.
Daniël klemde zijn kaken op elkaar. Zijn dochter had haar eigen oorlog gevoerd.