De weg was zwaar en Ethan moest vele beproevingen doorstaan. Hij deed allerlei baantjes en hield altijd zijn oor open voor geruchten, voor elke aanwijzing die hem terug kon leiden naar de waarheid over de verdwenen ketting. Ondertussen leefde zijn familie in het dorp met een stille droefheid. De ketting was verdwenen, en hun zoon ook. Hoewel ze hem schuldig achtten, verlangde een deel van hen terug naar de tijd dat hun gezin compleet was.
Op een dag, toen Ethan als stalknecht werkte in een afgelegen stad, ving hij een gesprek op. Twee kooplieden schepten op over een prachtige saffieren ketting die ze onlangs van een rondreizende marskramer hadden gekocht. Ze beschreven de ketting tot in detail en een koude angst vulde Ethans hart – het was een erfstuk van zijn familie. De kooplieden vertelden dat de marskramer hem had gevonden bij een oude, verlaten waterput aan de rand van Ethans dorp.
Een golf van hoop, vermengd met woede, stroomde door Ethan heen. Dat wist hij maar al te goed! Het was een plek die hij vaak bezocht, een afgelegen plek waar hij altijd zat te dromen. Hij snelde terug naar zijn dorp, zijn hart bonkte van verwachting en angst.
Bij zijn terugkeer was zijn familie geschokt hem te zien. De spanning was aanvankelijk groot, maar Ethan legde met hernieuwde vastberadenheid uit wat hij had geleerd. Hij overtuigde zijn vader om met hem mee te gaan naar de oude bron.