Naarmate de weken verstreken, begon Leo’s kracht terug te keren. Zijn artsen merkten verbeteringen op in zijn energie, zijn eetlust en – het allerbelangrijkste – zijn humeur. Toen keek hij me op een ochtend met een verlegen grijns aan. « Denk je… denk je dat ik de fietsen kon zien? Echt? »
De artsen, die de vooruitgang opmerkten, stemden ermee in hem even naar buiten te laten. In dekens gewikkeld werd Leo de parkeerplaats op gereden. De aanblik die hem tegemoet kwam, benam hem de adem.
Twee lange rijen glimmende motoren stonden verspreid over het terrein, hun motoren zoemden zachtjes als een belofte. Helemaal aan het eind stond Damons custom zwart-rode Harley. Maar deze keer had hij een verrassing bij zich: een zijspan, gepoetst en klaar.
Leo’s ogen lichtten op. « Is dat… voor mij? »
Damon grijnsde. « Alleen als je er klaar voor bent. »
Voorzichtig gespten ze hem vast en zetten de kleine, met vlammen beschilderde helm op zijn hoofd. Toen draaide Damon de sleutel om. Een donderend gebrul barstte los over het terrein toen alle motorrijders tegelijk gas gaven, hun gejuich rolde als golven.
Leo hief zijn kleine handjes in de lucht, zijn gelach klonk boven de motoren uit. Voor het eerst in maanden overleefde mijn zoon niet alleen, hij zweefde.
Van angst naar genezing
Die nacht sliep Leo vast, zijn teddybeer veilig onder zijn arm. Zijn artsen waren verbaasd over zijn vooruitgang. « Wat je ook doet, » zeiden ze, « ga zo door. »
Maar de impact bleef niet bij hem. Op een avond werd er op mijn deur geklopt. Het was de moeder van een van de pestkoppen, haar ogen vol tranen. Ze hield een krijttekening omhoog die haar zoon had gemaakt. Er stond Leo op een motor, omringd door lachende motorrijders. Onderaan, in een kinderlijk onregelmatig handschrift, stonden de woorden: « Het spijt me. Je bent het dapperste kind dat ik ooit heb ontmoet. »