—“Verdomme! Wat denk je in vredesnaam dat je aan het doen bent? Vies. Walgelijk. Dat is iets wat je nooit aanraakt.
Je dient het. Je kijkt ernaar. Maar je houdt het nooit vast.
Nathaniel Blakes woorden sneden als gebroken glas. Hij stormde de kamer binnen en rukte de baby met zoveel kracht uit Maya Williams’ armen dat ze bijna geen adem meer kon halen.
“Nee, alsjeblieft, ze was gewoon in slaap gevallen.”
« Ze bleef maar huilen. » « Het kan me niet schelen, » snauwde hij. « Jij bent de hulp. Niet haar moeder. Je bent niks. »
Niets.
De baby gilde zodra ze van Maya’s borst werd gerukt. Het klonk alsof er iets in haar brak.
Haar kleine vuistjes klauwden in de lege ruimte. Haar kreten waren scherp, doordringend, wanhopig.
« Ssst. Lily. Ssst. Het is goed, lieverd. »
« Ik ben hier, » riep Nathaniel.