« Wat is hier in godsnaam aan de hand? » donderde Richard en hij begon te rennen.
« Ze zit opgesloten! Ze kan niet ademen! » schreeuwde Maria.
Richards gezicht werd droog toen hij de geschrokken ogen van zijn dochter zag. Hij sloeg met zijn vuisten op het raam. « Emily, papa is hier! Wacht even! » Maar de auto bleef op slot.
« Waar zijn de sleutels? » vroeg Richard.
Maria’s stem brak. Zij – Vanessa – leidde haar naar binnen. « Ze komt niet. »
Een fractie van een seconde was het stil. Toen verhardde Maria’s uitdrukking. Ze raapte een scherpe steen uit de tuin. Richards stem brak van angst: « Wacht, je maakt de auto kapot! »
Maria aarzelde niet. Met een gil sloeg ze de steen tegen het raam. Een knal. Bloed stroomde langs haar hand. Ze sloeg opnieuw. Een knal. Bij de derde klap brak het raam. Ze stak haar hand door de deur, opende hem en omhelsde Emily. Ze snikte van opluchting toen het kind zich tegen haar borst nestelde.
Richard deinsde terug, geschokt door wat er gebeurd was. Op dat moment wist hij: dit was geen ongeluk.
Richard omhelsde zijn trillende dochter en kuste haar voorhoofd. « Wie heeft je dit aangedaan, Emily? Vertel je vader de waarheid. » Emily’s lippen trilden. Ze wees met een trillende vinger naar het huis. « Zij was het. Vanessa. Ze lachte toen ik huilde. Ze zei dat ik niet haar kind was. »