Terwijl ze wegrenden, glimlachte ik bij de gedachte aan die vertrouwde ochtendchaos. De toestemmingsformulieren die ik gisteravond had getekend nadat ik had geholpen met wiskundehuiswerk, het avondeten had gekookt en de voetbaltenues had gewassen die ‘s ochtends altijd schoon moesten zijn.
Ik ontmoette George toen zijn tweeling nog maar vijf jaar oud was. Ze waren wild en lief en hadden de band die alleen tweelingen kunnen hebben.
Hun moeder, Melanie, had George verlaten toen de jongens nog peuters waren om een carrière na te streven die constant reizen vereiste. Het was niet ongebruikelijk dat ze wekenlang weg was.
Hoewel ze nooit afstand deed van de voogdij over de kinderen, kwamen ze zelden langs. De jongens kenden haar, maar rekenden niet op haar.
George en ik deden het in het begin rustig aan, maar toen het serieus werd, kwam ik in hun leven zoals iedereen zou doen als ze van iemand houden die kinderen heeft. Volledig en zonder aarzeling.
Binnen een jaar vertelde ik verhaaltjes voor het slapengaan, bracht ik de kinderen naar hun voetbaltraining en organiseerde ik schoolochtenden waar iedereen altijd wel iets vergat.
En ik vond het geweldig.
De eerste keer dat Noah zijn knie zo erg schaafde dat hij gehecht moest worden, was ik degene die hem naar de spoedeisende hulp bracht, niet zijn vader.
Als Liam nachtmerries had, noemde hij mij bij mijn naam.