Een benauwde middagrit
De stadsbus rammelde door een smalle straat, elke zitplaats bezet, elk stuur stevig vastgeklemd. De lucht binnenin was zwaar – dik van de hitte, het gekletter en het vage gepiep van oude remmen. Bij de volgende halte stapte een jonge vrouw aan boord. Ze droeg een eenvoudige zomerjurk, haar stappen voorzichtig, haar handen zachtjes rustend op haar ronde buik. Zeven maanden zwanger, bewoog ze zich met stille waardigheid, maar de spanning op haar gezicht maakte duidelijk: staan zou niet makkelijk worden.
Ze klemde zich vast aan de dichtstbijzijnde paal. Haar ademhaling was al onregelmatig en haar lichaam wankelde bij elke plotselinge stop van de bus.
Het verzoek om vriendelijkheid
Recht voor haar zat een jongeman, niet ouder dan twintig, verzonken in zijn muziek. Een grote koptelefoon bedekte zijn oren terwijl hij het ritme op zijn knie tikte en lui uit het raam staarde. Hij merkte haar aanwezigheid niet op, of misschien koos hij ervoor dat niet te doen.
De vrouw verzamelde haar moed, boog zich lichtjes voorover en sprak met stille hoffelijkheid: — “Pardon… zou u mij even willen laten zitten?”