De regenachtige middag
Het was een onopvallende dinsdag, die alleen gekenmerkt werd door hevige regen die tegen de ramen tikte. Het landhuis was stiller dan normaal: meneer Bennet zat in een afgelegen vergaderzaal, mevrouw Bennet was aanwezig bij een liefdadigheidslunch en het grootste deel van het personeel was bezig in andere vleugels. Alleen Alexander en Elena waren in de speelkamer.
De jongen had naar een speeltje op een hoge plank gegrepen. Zijn armen strekten zich wanhopig uit, maar het voorwerp glipte uit zijn handen. Gefrustreerd welden er tranen in zijn ogen op. Elena, die haar schoonmaakdoekje neerlegde, benaderde hem niet als een dienstmeid, maar als een mens, bewogen door empathie.
Ze knielde naast hem neer en fluisterde: « Je bent sterker dan je denkt. Laten we het samen proberen. »
Wat volgde was zo simpel, zo onwetenschappelijk en toch zo buitengewoon dat degenen die het later hoorden, het nauwelijks konden geloven. Elena stak haar hand uit.
Alexander aarzelde, zijn kleine vingers trilden toen ze de hare vastgrepen. Met een zucht die harder klonk dan de donder buiten, hees hij zich overeind. Voor het eerst in zijn leven raakten zijn voeten doelbewust de grond.
Eén stap. Dan nog een.